“Het mag dan verbouwd zijn, de ziel zit er nog altijd in”. Een treffende opmerking van één van de aanwezigen bij de ‘onthulling’ van de muurschildering in de Mennokapel. Onthulling tussen aanhalingstekens, want aan de schildering zelf is niets veranderd. Wel is er iets toegevoegd, namelijk de naam van Marijke Kots als maakster van de tekening. Er waren veel ‘oud-Mennokapellers’ aanwezig en zo werd het ook nog eens een gezellige reünie.
Het toevoegen van de naam van Marijke én het jaartal 1968 waarin ze het werk maakte, is een initiatief van De Gallenkampstichting. Toen de Mennokapel in 2016 werd afgestoten als kerkgebouw van Doopsgezind Haarlem, nam deze ‘doopsgezind-gezinde’ stichting het gebouw over. Het pand werd verbouwd en gerenoveerd, waarbij de kerkzaal onder meer werd voorzien van dubbel glas, een verlaagd akoestisch plafond en een frisse laag verf. Daarbij werd besloten de iconische tekening van Marijke Kots te behouden, zo vertelde Gallenkamp-bestuurslid Rudolph Snaaijer.
Al duurde het even voordat Snaaijer aan zijn praatje kon beginnen. Want hij had nog nauwelijks kans gezien om de aanwezigen welkom te heten, toen hij ruw werd onderbroken door twee dames die met het nodige kabaal de Mennokapel binnenkwamen. De ene vrouw had twee grote taartdozen bij zich, de ander had een schaar in haar hand en leek met haar ouderwetse zwarte jurk en hoedje uit een andere tijd te komen. De vrouw met de taartdozen bleek Berta Hooglander te zijn, van Bakkerij Hooglander (“gebak voor een ieder en voor een ander”). Onderweg naar de Mennokapel zag zij een vrouw door de Indischestraat ronddwalen, die ze maar even had meegenomen.
De vrouw in het zwart stelde zich voor als Catharina Nieuwenhuizen Kruseman van der Goot, diacones én regentes van het Weeshuis. Zij had niet ontbeten en was daardoor wat licht in het hoofd. Na wat suikergoed uit de taartdoos van Hooglander kwam haar geheugen terug: ze kwam een lint doorknippen voor een jubileum-jarige. Het bleek te gaan om Marijke Kots, die binnenkort haar 75e verjaardag viert. Er werd een plantje tevoorschijn gehaald en aan Marijke overhandigd, waarna de beide dames begonnen met het uitdelen van de inhoud van de taartdozen aan alle bezoekers.
Na deze hilarische act (door Ria Philippo en Joan Dirksen) was alsnog Rudolph Snaaijer aan de beurt, die Marijke Kots uitnodigde om samen de ondertekening op de muurschildering te onthullen. Aansluitend vertelde Marijke hoe zij als 20-jarige door toenmalig dominee Daalder en het wijkbestuur onder leiding van Piet Couzy werd gevraagd een muurschildering te maken. Ze herinnerde zich hoe ze met een trappetje in de weer was om overal bij te kunnen. Maar, zo grapte Marijke met een knipoog naar haar lengte: “Hoe ik helemaal boven ben gekomen, weet ik niet meer!”. Wel wist ze nog hoe kosteres Atie Cornet regelmatig kwam kijken en de vorderingen prees. Atie Cornet was zelf ook aanwezig en wist te vertellen dat de tekening nooit is overgeschilderd. Wat volgens Marijke komt omdat ze gebruikmaakte van zogenoemde eta-verf.
Marijke vertelde verder dat ze vrij werd gelaten in wat ze ging schilderen, als het maar ‘iets’ met de kerk was. Daardoor werd het kruis de basis met daaromheen vogelfiguren van verschillende grootte. Marijke: “Mensen die komen, mensen die gaan, of zijn overleden. Grote mensen, kleine mensen… Daar staan die vogels voor. En er moest bewéging in zitten. Als er beweging in zit, nodigt het tot kijken”. Eén van de aanwezigen vroeg waarom ze het werk destijds niet had ondertekend, waarna Marijke wees op een vleugel van één van de vogels in de hoek, waarin klein haar naam staat. “Ik had wel een grote mond, maar was eigenlijk erg verlegen!’.
Die onnodige bescheidenheid is nu dus rechtgezet, met dank aan het bestuur van De Gallenkampstichting. Want de tekening hóórt bij het gebouw, waarbij De Gallenkampstichting dat beschikbaar wil houden voor doopsgezinde activiteiten, zo besloot Rudolp Snaaijer. “Want de Mennokapel past bij ons én bij u!”.
Tekst Johan Tempelaar | Fotografie Ramon Philippo